Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0770

Datum uitspraak2002-03-25
Datum gepubliceerd2002-03-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/757074-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummer 09/757074-01 rolnummer 0006 's-Gravenhage, 25 maart 2002 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], thans preventief gehecht in/bij: P.I. Huis van Bewaring De Schie te Rotterdam. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 maart 2002. De verdachte is niet verschenen. Wel verschenen is zijn raadsvrouw mr E.A. Kazzaz-de Hoog, die heeft verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn verdachte ter terechtzitting te verdedigen. De officier van justitie mr Knobbout heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder feit 1 primair en onder feit 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Tevens vordert de officier van justitie dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en dat hij van overheidswege wordt verpleegd. De telastlegging. Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1. De bewijsmiddelen. P.M. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert. Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en maatregel het volgende overwogen. Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een onvoorstelbaar gewelddadige roofmoord op [slachtoffer]. Uitsluitend om er financieel beter van te worden hebben ze het slachtoffer om het leven gebracht, teneinde hem daarna te beroven. Verdachte en de medeverdachte hebben hierover ter voorbereiding lang en uitvoerig gesproken. Ze hebben een dubbel stel kleren aangetrokken, om zich van kleding met bloedsporen te kunnen ontdoen en om eventuele herkenning te bemoeilijken. Ze hebben de vrijdagavond uitgekozen, omdat er dan veel geld bij het slachtoffer te halen zou zijn en ze eventueel zouden kunnen uitwijken naar de zaterdagavond. Voorts hebben ze één der messen, die bij het misdrijf gebruikt zouden worden op de bewuste vrijdag aan beide zijden geslepen, teneinde sneller meer schade te kunnen aanrichten. Zonder enige aarzeling hebben zij het vooraf gemaakte plan vervolgens uitgevoerd. Zowel de voorbereiding als de uitvoering geven blijk van volstrekte minachting voor andermans leven. Op verzoek van een vriend om hem te helpen om [betrokkene] om het leven te brengen, zijn verdachte en de medeverdachte eveneens zonder aarzeling ingegaan. Ook bij deze zaak valt het ontbreken van respect voor een mensenleven op. Verdachte en de medeverdachten vonden dat [betrokkene] geen recht meer had om te leven, omdat hij een vrouwelijke kennis seksueel zou hebben benaderd. Ze hebben, teneinde [betrokkene] om te brengen, een aantal wapens aangeschaft en hebben ook daadwerkelijk jacht op hem gemaakt. De voorbereiding was in dit geval zo ver gevorderd, dat ze zelfs wisten waar ze [betrokkene] zouden begraven. Uitsluitend de aanhouding van verdachte heeft kunnen voorkomen dat er geen tweede dodelijk slachtoffer is gevallen. De rechtbank heeft kennis genomen van het pro justitia rapport d.d. 07 juni 2001 van mevrouw L.A. Vink, psychiater. Zij komt tot de conclusie dat er bij verdachte ten tijde van de telastgelegde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling, waardoor deze feiten hem enigszins verminderd kunnen worden toegerekend. Zij acht het gevaar van recidive aanwezig, vooral indien verdachte drugs en medicijnen blijft misbruiken en adviseert derhalve TBS met voorwaarden, welke kan worden omgezet in TBS met verpleging. Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het pro justitia rapport d.d. 18 juni 2001 van drs. F.G. Schilder, psycholoog. Ook hij komt tot de conclusie dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd en adviseert eveneens TBS met voorwaarden, welke kan worden omgezet in TBS met verpleging. Het rapport van de psychiatrische observatiekliniek het Pieter Baan Centrum d.d. 07 maart 2002 opgemaakt door psycholoog A.J. de Groot en T.A. Wouters bevat het advies van TBS met dwangverpleging. De rapporteurs achten slechts een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging voldoende waarborgen bieden, gezien de ernst van de feiten, de aard en omvang van de stoornis, de wijze waarop deze samenhangt met de feiten en het hieruit voortvloeiende recidivegevaar. De rechtbank neemt de conclusie neergelegd in het rapport van het Pieter Baan Centrum over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het telastgelegde en bewezenverklaarde aan verdachte slechts verminderd kan worden toegerekend. Voorts is de rechtbank op grond van het voorgaande met de geraadpleegde deskundigen van oordeel dat het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege geboden is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit de rapportages, mede bezien in het licht van de thans bewezenverklaarde feiten, volgt dat de veiligheid de samenleving het opleggen van die maatregel eist. Daarbij is ook van belang dat een TBS met voorwaarden slechts mogelijk is in samenhang met een gevangenisstraf van maximaal 3 jaar. Naar het oordeel van de rechtbank doet een gevangenisstraf van die beperkte omvang onvoldoende recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten in samenhang met de relatief geringe mate van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Mede gelet hierop, adviseert de rechtbank met klem de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging pas te doen aanvangen na ommekomst van de na te noemen detentie. Gelet op het hiervoor overwogene, alsmede gelet op noodzaak de maatschappij te beschermen tegen verdachte, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, naast het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging, passend en geboden is. De toepasselijke wetsartikelen. De artikelen: - 37a, 37b, 46, 47, 57, 287, en 288 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing. De rechtbank, verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt: ten aanzien van feit 1 primair: MEDEPLEGEN VAN DOODSLAG, GEVOLGD VAN EEN STRAFBAAR FEIT EN GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DE UITVOERING VAN DAT FEIT VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN; ten aanzien van feit 2: VOORBEREIDING VAN MOORD IN VERENIGING, BESTAANDE UIT HET VOORHANDEN HEBBEN VAN MESSEN, VUURWAPEN EN VLUCHTAUTO; verklaart het bewezene strafbaar; verklaart verdachte hiervoor verminderd strafbaar; veroordeelt verdachte te dier zake tot: GEVANGENISSTRAF voor de duur van 13 (dertien) jaren; bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; in verzekering gesteld op : 26 maart 2001, in voorlopige hechtenis gesteld op : 29 maart 2001, gelast voorts de terbeschikkingstelling van verdachte; beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs Quadekker, voorzitter, Schaffels en Goudswaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr Schuurmans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2002. Mw mr Goudswaard is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.